In de Islam is het eten van vlees bij mensen van het Boek (ahlo kitab) halal ofwel toegestaan.
In die tijd aten namelijk de joden en christenen toegestane dieren die kosjer geslacht zijn (sjechieta) waarbij vooraf de zegening ofwel bracha gezegd moet worden. Bracha kan men vergelijken met de tasmiya die de moslim bij de halal slacht zegt.
Christenen volgen deze regels in Europa niet meer.
Joden nog wel en accepteren ook geen verdoven bij de kosjer slacht.
Wanneer bij elk dier kosjer geslacht wordt en de bracha gezegd wordt, is het vlees ervan toegestaan ofwel halal om te consumeren.
Ondanks dat kosjer slacht halal kan zijn, is dit soms voor joden niet kosjer. Aan de hand van onderstaande overeenkomsten en verschillen kan men dit begrijpen.
De Joodse wet en de Islamitische wet vereisen beide dat:
1) Het dier moet in leven zijn wanneer het wordt geslacht (daarom moeten bedwelmende of andere procedures om het dier bewusteloos te maken worden vermeden).
2) Het dier moet worden gedood met een scherp mes (vandaar dat bv. een hamerslag op het hoofd het ḥarām, verboden, maken).
3) Het mes moet de nekslagaders van het dier doorsnijden: met name de luchtpijp, de slokdarm, de slagaders en de halsaderen moeten worden doorgesneden, terwijl het ruggenmerg intact blijft. Dit om zo snel mogelijk hersenactiviteit en pijnreflex uit te schakelen.
4) Het bloed moet worden afgevoerd omdat bloed uit de aderen onrein is.
5) Er moet minimale schade zijn aan het dier – een pijnloze en snelle slacht is vereist.
Dit zijn allemaal punten van overeenstemming tussen de islamitische wet en de joodse.
Er zijn enkele kleine verschillen tussen de vereisten van de twee religies. Dit verschil is over het algemeen te verwaarlozen en irrelevant voor moslims, maar niet voor joden.
1) De Joodse wet vereist dat een specifiek type persoon (een shochet genaamd ) wordt geslacht. De shochet is een oplettende mannelijke jood die is opgeleid in de praktijk voor het slachten. De islamitische wet staat elke mannelijke of vrouwelijke moslim of jood toe om te offeren zolang die persoon de juiste slachtprocedure volgt. Tegenwoordig zijn ze in Nederland ook opgeleid. Daarom is het in de eerste plaats om deze reden dat een dhabīḥa- dier voor oplettende joden nooit koosjer kan zijn, omdat de slachting zou worden uitgevoerd door een moslim.
2) De perfectie van het mes
In de Joodse wet moet het mes minstens twee keer zo groot zijn als de nek van het dier en perfect recht zijn, terwijl de islamitische wet alleen een scherp mes vereist, zelfs als er enkele onvolkomenheden zijn (bv. Kleine schaafwonden en inkepingen zijn toegestaan in de islam). Hier is in de afgelopen jaren verandering in gekomen doordat sommige halal certificeringsbureau’s hogere eisen stelden aan de lengte van het mes en scherpte. Dit alles in het kader van zo min mogelijk pijn lijden bij het dier.
3) De Joodse wet vereist één continue slag voor een slachting (het heen en weer bewegen van het mes is toegestaan), terwijl de islamitische wet de voorkeur geeft aan één slag, maar de slacht zou niet ongeldig worden verklaard als de slachter snel een eerste onjuiste slag volgde met een andere.
4) De Joodse wet vereist een visuele inspectie van de longen en enkele andere inwendige organen van het dier na het slachten. Vaak controleert een veearts van de NVWA dit na de halal slacht.
5) Het bloed van het dier moet in de Joodse wet in de aarde (of op de grond) stromen (het mag bijvoorbeeld niet in een kom worden verzameld), terwijl een dergelijk verbod in de islamitische wet niet bestaat. In de praktijk slachten en morsen de meeste moslims ook het bloed op de grond.
6) Hoewel de Joodse aanroep, bracha (d.w.z. zegen) geen noodzakelijke vereiste is om het vlees als kosjer te beschouwen, wordt het in de praktijk wel gedaan. De vraag is dus of het bij alle dieren wordt gedaan of eenmalig.
7) Bepaalde delen van de koe is voor joden niet kosjer.
Zo is de rug van de koe niet kosjer en wordt deze niet gegeten.
In de praktijk zie je daarom dat de achterpoten van de koe ingekocht wordt door halal slagers.
Conclusie
Uit al deze punten en nog een aantal die niet genoemd zijn, is het duidelijk dat bij koosjer vlees de joodse wetten strenger zijn dan in de Islamitische wetgeving en soms aangeraden wat door sommige halal certificeerders inmiddels al worden toegepast. Vanwege sommige of de meeste van deze factoren (vooral de eerste) kan halal vlees natuurlijk door de Joodse autoriteiten niet als kosjer worden beschouwd. Andersom kan men wel zeggen dat kosjervlees richtlijnen merendeel voldoen aan de halalrichtlijnen.
Indien kosjervlees aan de richtlijnen voldoet en bracha is verricht, is het dus volgens de islamitische wetgeving (fiqh) halal is om te eten.
Vraag goed na of de bracha bij elk dier is gezegd of 1x voor het totaal aantal dieren dat geslacht moest worden. Dit gebeurt bij joden namelijk soms wel en soms niet.
Belangrijk is om ook te vragen of er met een pistool gedood is na de slacht bij met name runderen en kalveren. Soms doet men dit vanwege de regels van het convenant “rituele slacht” als het dier nog zou leven na de snede.
Dit vlees kan soms ook doorverkocht worden als de joden de verdoving na de snede niet accepteren.
De vraag is of dit als halal verkocht mag worden in halal slagers of dat er kosjer logo op vermeld moet worden.
Dit is een punt van aandacht die aan geleerden gevraagd zal worden.
Als Voorlichtingsbureau Halalvoeding lijkt het verstandig om het kosjer vlees te verkopen als kosjer zodat de consument weet waar het vlees vandaan komt en door wie het geslacht is.
Voorlichtingsbureau Halalvoeding
Bron: Muslimmatters.org
Welkom
Vragen? Mail gerust naar info@ikeethalal.nl